Afdrukken

Zijn ze niet schattig .....

In kloosters in Ladakh, en in de omringende boeddhistische regio's, kan een bezoeker verrast worden door de aanwezigheid van mini monnikjes of nonnetjes. Kinderen, zelfs al vanaf vier jaar oud, gekleed in stemmig rood en met kaal geschoren koppies. Ze zien er vaak ondeugend uit, zijn speels, aanhankelijk en vertederend als een nest jonge poesjes of puppy's.
In het klooster van de Gephel-nonnen in Sabu, dat o.a. door de Dutch Foundation for Ladakhi Nuns gesteund wordt, woont zo'n groep kleine meisjes. Ze komen uit het Zanskar-gebied en vouwen devoot hun handen en zeggen zangerig gebeden op. Daarna kan je ze ook zien ravotten, spelen met de kloosterhond of kattenkwaad uithalen.
En dan begint het onbehagen te knagen. Waarom wonen die ukkies niet gewoon thuis, bij hun eigen vader en moeder, waarom worden ze niet omringd door broertjes en zusjes? Ze hebben toch, klein als ze zijn, nog niet zelf deze ingrijpende stap genomen om als non verder door het leven te gaan? Is de beste manier om op te groeien niet in de vertrouwde, veilige en liefdevolle thuisomgeving? Dat zijn de belerende vragen van een westerling.

nonnetjes

Eeuwenoude kennis

Vroeger bestonden er geen scholen en boden kloosters onderwijs en eeuwenoude kennis. Traditioneel ging uit een gezin vaak een zoon of dochter op jonge leeftijd het klooster in, gezonden door hun familie. Sommige ouders deden dit puur uit religieuze overwegingen en vanuit de overtuiging dat het een privilege was. Het gaf aanzien en droeg bij aan de geestelijke ontwikkeling van de hele gemeenschap. Dat gold echter vooral voor monniken en in veel mindere mate voor de nonnen. Daar werd vaak juist op neergekeken en zij werden gezien als welkome werkhanden op het land of in de keuken.
In een hooggebergtewoestijn als Ladakh kan slechts plaatselijk, en alleen door irrigatie, landbouw worden bedreven. Een grote kloosterbevolking vormde ook een soort geboortebeperking, die zorgde dat de velden door bevolkingsaanwas niet versnipperden en er honger werd geleden.

Armoede

Voor één groep ouders was een kind in het klooster bittere noodzaak, een middel om het aantal te voeden monden te verminderen. Dat waren de gezinnen waar de armoede regelmatig op de deur klopte. In de kloosters kregen hun kinderen onderwijs en onderdak.
Tegenwoordig is de situatie in Ladakh anders. Nu zorgen overheids- en privéscholen dat scholing voor alle jongens en meisjes in theorie mogelijk is. De geldeconomie, gekoppeld aan nieuwe middelen van bestaan, biedt mogelijkheden. De stad Leh trekt migranten, sociale structuren veranderen. Het is niet langer vanzelfsprekend dat ouders voor hun kind een 'kloostercarrière' kiezen. Jongeren worden mondiger en de keuze om in te treden kan op latere leeftijd, als tiener, zelf genomen worden. Dat is bij een groot aantal nonnen in Ladakh het geval. Zij maakten zelf de weloverwogen stap om in de voetstappen van Boeddha te treden door zich in de Dharma te verdiepen en zij willen zich voor de maatschappij gaan inzetten.

Nomaden

Ondanks alle moderne ontwikkelingen zijn er veel dingen nog hetzelfde gebleven. Nog steeds zijn er in de regio kansarme gezinnen die de economische groei en veranderingen niet hebben kunnen bijhouden. Dat geldt bijvoorbeeld voor afgelegen gebieden zoals de aan Tibet grenzende Changtang waar nomaden met hun kuddes leven en het ten zuiden van Ladakh gelegen Zanskar. Kinderen uit arme gezinnen moeten vaak al op jonge leeftijd hard meewerken - thuis of in een ander gezin. Dan staat er nog een andere optie over om hun kind een beter leven te geven: door hen net als vroeger op jonge leeftijd naar een klooster te zenden. Dat geldt ook voor de Gephel-nonnetjes. Die meisjes volgen nu regulier onderwijs en daarnaast wordt hen de leer van het boeddhisme bijgebracht. Ze kleden zich als nonnen, hun haren werden afgeschoren en daarmee de gehechtheid aan aardse zaken. Ze legden echter nog geen gelofte af, dat doen ze pas als ze ouder zijn en zelf de belangrijke keuze maken of ze als non het geestelijke pad willen blijven bewandelen. Dat kan trouwens door midden in de maatschappij te staan. Zo zijn er nonnen die lerares zijn of arts.

Goed of fout?

Met die achtergrondkennis is het moeilijker om alleen met westerse ogen en vanuit onze westerse cultuur te oordelen. Wat is goed, wat is fout? Wie zijn wij westerlingen om te veroordelen dat deze kleine meisjes niet thuis maar tussen kloostermuren opgroeien. Behoeden we ze op deze wijze niet voor een leven in armoede? Ze ontvangen gedegen onderwijs en kunnen daarmee hun eigen toekomst vorm gaan geven. Dat hoeft niet als non te zijn. Ze krijgen in het klooster een goede basis, waar het kernbegrip van het boeddhisme, mededogen, hen met de paplepel wordt ingegoten.
Wie wat langer rondkijkt in de nonnenkloosters lijkt een evenwichtige omgeving te zien, waar de meisjes liefdevol worden opgevoed. Waar naast leren ruimte is voor nabijheid en spel. Wat is wijsheid, is dit voor hen de beste manier? Het blijft een dilemma. Is het buurmeisje dat niet naar het klooster werd gezonden en in het dorp achterbleef nu gelukkiger en hoe gaat dat in de toekomst worden? Misschien kunnen we het hen later vragen.